Leraren en schoolleiders op de basisschool genieten van hun werk, al is de werkdruk hoog en het salaris niet om over naar huis te schrijven. Ondertussen rijzen de tekorten aan opgeleid onderwijspersoneel de pan uit, blijkt uit het nieuwste onderzoek naar de arbeidsmarkt in het primair onderwijs.
Zo’n 85 procent van het personeel in het primair onderwijs is (zeer) tevreden over zijn baan. De inhoud van hun werk, het type dienstverband (vaak vast) en de werkzekerheid zijn de belangrijkste pluspunten, staat in de Arbeidsmarktanalyse primair onderwijs 2021, die op 9 september verscheen. De meesters en juffen oordelen het minst positief over de beloning en de mogelijkheid om thuis te werken.
Ook ervaart een aanzienlijk deel van het personeel regelmatig een hoge werkdruk. Meer dan de helft van de ondervraagde mensen geeft bijvoorbeeld aan op vaste basis veel te moeten werken. Naast de taakeisen vindt een deel van het personeel dat het werk ook emotioneel belastend is en bijvoorbeeld stress oplevert.
De werkdruk wordt alleen maar hoger door het oplopende lerarentekort. Dat groeit, omdat een grote groep leraren de sector verlaat door pensionering, terwijl het aantal leerlingen de komende jaren maar langzaam zal dalen. Sterker nog, het aantal leerlingen zal in sommige gemeenten juist toenemen.
Kunst- en vliegwerk
“Er zijn simpelweg meer mensen nodig dan er beschikbaar zijn”, zegt voorzitter Ton Groot Zwaaftink van het Arbeidsmarktplatform PO. ,,Daardoor ontstaan er situaties waarin scholen proberen om met veel kunst- en vliegwerk mensen voor de klas te krijgen, wat de kwaliteit niet altijd ten goede komt. Ook wordt het onderwijs vaker door ondersteuners gegeven dan je eigenlijk zou willen.”
Er is wel instroom van nieuwe krachten, bijvoorbeeld vanuit de pabo’s of door zij-instromers. Ook stijgt het aantal studenten dat kiest voor een deeltijdopleiding of duale opleiding aanzienlijk. ,,Het is belangrijk om aankomende en startende leraren zo lang mogelijk te behouden voor de sector. Dat lijkt steeds beter te lukken, onder meer door goede begeleiding en het feit dat ze vaker een vast contract of een tijdelijk contract met uitzicht op een vast contract hebben”, aldus Groot Zwaaftink.
Toch lijkt het per saldo vooralsnog allemaal een druppel op de gloeiende plaat. Want in het schooljaar 2019/2020 waren er ruim 11.000 vacatures in het primair onderwijs, goed voor meer dan 7500 arbeidsplaatsen. En uit prognoses blijkt dat in 2025 een extra tekort wordt verwacht van ruim 1430 voltijdbanen, bovenop de huidige situatie. De grootste schaarste wordt verwacht in de arbeidsmarktregio Noord-Holland. Daar groeit het tekort tot 2025 met 340 arbeidsplaatsen.
Geen zoden aan de dijk
Het kabinet heeft wel miljarden vrijgemaakt voor het onderwijs om corona-achterstanden weg te werken, maar de vrees is dat deze eenmalige zak geld op de lange termijn geen zoden aan de dijk zet. Daarnaast voelt de schoolleider zich momenteel ‘coronamanager’ door alle extra regels. Om mensen naar het basisonderwijs te trekken en daar te houden moet de loonkloof met het voortgezet onderwijs worden gedicht en mogen schoolorganisaties best meer zelf te zeggen krijgen over het beleid en de aansturing van leerlingen, vinden de onderzoekers.
Groot Zwaaftink besluit: ,,Er moet structureel worden geïnvesteerd in het onderwijs, zeker ook in de grote steden. Door de tekorten in de grote steden wordt de werkdruk voor de overgebleven leraren zo hoog dat een overstap aantrekkelijk is. Met een structurele salarisverhoging kunnen schoolbesturen hun leraren behouden en nieuwe leraren aantrekken. En tegen het volgende kabinet zou ik zeggen: voer geen grote veranderingen door, maar vertrouw op de kracht van de professionals om zelf het onderwijs vorm te kunnen geven.”